Na twee geslaagde middagexcursies naar Culemborg en Buren streek de Stichting Werkgroep Adelsgeschiedenis op zaterdag 25 juni aanstaande neer in IJsselstein. Onlangs werd dit stadje aan de Hollandsche IJssel uitgeroepen tot meest geliefde vestingstad van Nederland. Onder leiding van Ben Olde Meierink doken wij in de historie van deze stad duiken. In 1279 wordt het kasteel aan de IJssel voor het eerst genoemd als eigendom van Gijsbrecht V van Amstel. De middeleeuwse structuur van de nederzetting die bij dit kasteel ontstond met zijn grachten en stadsmuur voorzien van twee poorten is door de jaren heen voor het grootste deel intact gebleven en nog altijd te bewonderen. Kllk hieronder voor een sfeerimpressie.
Het jaar 1310 was een belangrijk jaar voor de nederzetting. IJsselstein kreeg toestemming om jaarmarkten te houden en er wordt aangenomen dat IJsselstein in hetzelfde jaar stadsrechten verkreeg. In 1310 werd eveneens de Sint-Nicolaaskerk ingewijd, na het kasteel het belangrijkste gebouw in IJsselstein. In het koor van de kerk bevinden zich nog altijd het veertiende-eeuwse praalgraf van Gijsbrecht van Amstel, zijn echtgenote Berta van Heukelom, hun zoon Arnold en zijn echtgenote Maria van Henegouwen, en de vijftiende-eeuwse graftombe van Aleida van Culemborg (echtgenote van Frederik van Egmond, heer van IJsselstein). De bekende toren van de kerk werd in 1532 gebouwd in opdracht van Floris van Egmond, graaf van Buren en heer van IJsselstein. De toren is ontworpen door de Italiaanse architect Alessandro Pasqualini. Na de Amstels kwam IJsselstein in handen van het geslacht Egmond. Midden zestiende eeuw ging de stad met het huwelijk tussen Willem van Oranje en Anna van Egmond over in de handen van de familie Oranje-Nassau. Koning Willem-Alexander is nog altijd titulair heer van IJsselstein. In de achttiende eeuw werd IJsselstein een zelfstandige heerlijkheid binnen de Republiek. Hierop veranderde de nederzetting in een belastingparadijs en een toevluchtsoord voor misdadigers. Na de zeventiende eeuw werd het kasteel van IJsselstein niet meer permanent bewoond en zette het verval in. In 1886 overleed de laatste bewoonster van het kasteel, Louise Strick van Linschoten. Haar pogingen om het voortbestaan van het kasteel te verzekeren mislukten. Op 12 november 1887 werd de steen verkocht en nadien begon de sloop. Alleen de Loyer-toren bleef bestaan, die als een uniek element in de architectuur wordt gezien vanwege de monumentale trap.